Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Publicaties
Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.
Heel wat Europese landen zullen binnenkort te lijden hebben onder de vergrijzing van de bevolking als gevolg van twee factoren: een lagere vruchtbaarheid en een hogere levensverwachting. Die twee ontwikkelingen samen zouden in de toekomst leiden tot een belangrijke toename van de afhankelijkheidscoëfficiënt van de ouderen (in België zou deze van 39 percent in 1995 oplopen tot 67 percent in 2050).
In de Planning Papers werden afgeronde studies over thema's van ruimer belang gepresenteerd. De reeks is gesloten sinds 2022. De Short Term Update (STU) was een driemaandelijkse nieuwsbrief met een actueel overzicht van de Belgische economie en de lopende studies van het FPB. De reeks is gesloten sinds 2015.
Voor België zouden de kritieke jaren zich zo tussen 2010 en 2030 situeren, wanneer de generaties van de babyboom uit de vijftiger en zestiger jaren de pensioenleeftijd bereiken. Dit beeld is sedert ettelijke jaren bekend en het vooruitzicht roept onrustwekkende vragen op omtrent het voortbestaan van de pensioenstelsels en de leefbaarheid van het Belgische sociale beschermingsstelsel in het algemeen.
De bevolking en de politieke gezagsdragers zijn zich ten volle bewust van die demografische uitdaging. Het wettelijk pensioenstelsel stoelt op het principe van de herverdeling: met de bijdragen van vandaag betaalt men de pensioenen van vandaag, en met de bijdragen van morgen zal men de pensioenen van morgen betalen. Welnu, voor de toekomst voorziet men een daling van het aantal mensen op actieve leeftijd, die bijdragen kunnen betalen, en een belangrijke toename van het aantal gepensioneerden. In een dergelijke demografische context is het logisch dat de bijdrageplichtigen van vandaag zich vragen gaan stellen over hun pensioen van morgen.
Maar naast de bevolkingsontwikkeling zijn er nog andere parameters die op het pensioenvraagstuk inspelen.
Enerzijds stemmen de grote demografische leeftijdsgroepen niet noodzakelijk overeen met de overeenkomstige sociaal-economische categorieën. Iemand tussen 20 en 59 jaar is niet persé actief; de verdeling van de beroepsbevolking tussen werkgelegenheid en werkloosheid ligt nog gevoeliger. Zo ook valt het aantal gepensioneerden niet noodzakelijk samen met de oudere bevolking.
Anderzijds is het inkomenspeil van de bevolking, of het nu gaat om vervangingsinkomens of om inkomsten uit arbeid, van essentieel belang en hangt dit op haar beurt af van verscheidene factoren (economische groei, evolutie van de gemiddelde bedragen, ...).
Bovendien moet men in het institutionele kader van het Globaal Beheer van de Sociale Zekerheid (dat in 1995 van kracht werd) niet alleen met de pensioenuitgaven rekening houden. De toekomstige ontwikkeling van de sociale uitkeringen in de overige takken (gezondheidszorg, werkloosheid, brugpensioen, invaliditeit, kinderbijslag, ...) moet eveneens in aanmerking genomen worden.
Daarnaast hebben heel wat andere factoren dan de bevolkingsevolutie een weerslag op die uitgaven, o.m. de evolutie van het aantal gerechtigden (afhankelijk van sociaal gedrag, het werkgelegenheidsbeleid, ...) en de ontwikkeling van de vervangingspercentages (afhankelijk van het sociale beleid, het loonpeil, de economische groei, ...).
Daarom is het interessant na te gaan in welke mate een eventuele daling van de overige sociale uitkeringen een belangrijke toename van de pensioenuitgaven kan compenseren en aldus het financieel tekort in het socialezekerheidsstelsel kan beperken.
De analyse van de budgettaire kost van de veroudering en van de rekening van de Sociale Zekerheid moet tenslotte gebeuren binnen de globale overheidsfinanciën. Immers, een sanering van de overheidsrekeningen maakt misschien hogere pensioenuitgaven mogelijk zonder het voortbestaan van het Belgische sociale beschermingsstelsel in gevaar te brengen.
Om op al die vragen een antwoord te zoeken heeft het Federaal Planbureau het systeem MALTESE ontwikkeld. Hiermee kunnen binnen de globale overheidsfinanciën financiële langetermijnverkenningen inzake de Sociale Zekerheid worden opgesteld.
Er dient nadruk gelegd te worden op het relatieve karakter van die resultaten. De vooruitzichten zijn verbonden aan bepaalde scenario’s waarin de mogelijke ontwikkeling van Belgische parameters samengevat wordt. Maar rond de gekozen hypothesen, die zo ver reiken als 2050, hangt er een grote onzekerheid. Bovendien gebeuren de simulaties bij ongewijzigd beleid en constante wetgeving en reglementering. In feite wordt het huidige Belgische stelsel aan de uitdaging getoetst zonder rekening te houden met veranderingen in beleid en wetgeving, die zich onvermijdelijk zullen voordoen.
Bovendien kan er geen rekening worden gehouden met eventuele wijzigingen in het sociaal-politieke wereldscenario: zal het politieke Europa er al dan niet komen ? Hoe gaan de landen van de Derde Wereld zich ontwikkelen ? De toekomstige problemen inzake concurrentiekracht en economische groei zullen mede bepalen of het peil van de sociale uitgaven al dan niet behouden kan blijven: 20 percent van het BBP voor sociale uitkeringen zal eventueel als overmatig, normaal of tamelijk laag beschouwd kunnen worden.
In voorliggend document wordt een gedeelte van de werkzaamheden op het vlak van de pensioenproblematiek en de leefbaarheid van de Sociale Zekerheid voorgesteld dat sedert twee jaar uitgevoerd werd door het Federaal Planbureau
Het document geeft eerst een korte toelichting bij de pluridisciplinaire aanpak van MALTESE (hoofdstuk 2).
In hoofdstuk 3 worden de hypothesen en de resultaten van een nieuwe referentiesimulatie 1996-2050 in detail besproken. De scenario’s en de resultaten hebben betrekking op de demografie, de sociale bevolkingsontwikkeling, de macro-economische omgeving en het sociaal beleid, de rekeningen van de Sociale Zekerheid en de Overheidsfinanciën.
Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de evolutie van de socialezekerheidsrekening en de overheidsfinanciën over een periode van bijna een eeuw, nl. van 1953 tot 2050.
Een gevoeligheidsanalyse wordt in het vijfde hoofdstuk behandeld via enkele macro-economische varianten (gewijzigde hypothesen inzake werkgelegenheid en groei) en varianten m.b.t. het sociaal beleid (gewijzigde ontwikkeling van de loongrens en de welvaartsaanpassing).
Een zesde en laatste hoofdstuk trekt enkele conclusies uit de gedane werkzaamheden en oppert denkpistes omtrent de mogelijke langetermijnstrategieën.
In bijlage 1 worden de definities van de concepten die in deze langetermijnverkenning gebruikt worden, gedetailleerd besproken.
Deze studie kwam tot stand dank zij een werkgroep bestaande uit verschillende leden van het Federaal Planbureau, nl. Micheline Lambrecht, Luc Masure en Marie-Jeanne Festjens, onder de leiding van Michel Englert, Verantwoordelijke van de Algemene Directie.
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
Overheidsfinanciën
Sociale bescherming, demografie en toekomstverkenning > Financiële evolutie van sociale bescherming
JEL
None
Keywords