Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…
Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.
Aansluitend op het herstel dat in het tweede semester van 2005 werd ingezet, zou de groei van de Belgische economie aantrekken in 2006 en 2007 en gemiddeld 2,2 % bedragen tijdens de projectieperiode. Die groei zou dus groter zijn dan haar groeipotentieel en die van de eurozone, ondanks de hoge olieprijzen en de onzekerheden in verband met de evolutie van de wisselkoers.
Ondanks de verdere afbrokkeling van de werkgelegenheid in de industrie, zou de totale binnenlandse werkgelegenheid, die sterk in opmars is in de markdiensten, beduidend stijgen: van 2006 tot 2011 zouden er 216 000 banen worden gecreëerd. De impact van de loonmatiging en de maatregelen ter ondersteuning van de werkgelegenheid, zoals de dienstencheques, dragen bij tot die toename. De beroepsbevolking zou tijdens de projectieperiode sterk blijven toenemen. Dat is vooral toe te schrijven aan de verschillende maatregelen om de brugpensioen- en de pensioenleeftijd op te trekken. Ook de impact van de trendmatige toename van de activiteitsgraad (vooral bij de vrouwen), draagt hiertoe bij. De werkloosheid zou slechts een kleine daling laten optekenen.
De broeikasgasemissies zouden iets dalen. Ze zouden het niveau waartoe België zich internationaal heeft geëngageerd, wel benaderen, maar niet halen. Door de uitvoering van reeds aangekondigde maatregelen en door eventueel gebruik te maken van de flexibiliteitsmechanismen zoals voorzien in de internationale akkoorden, zouden de doelstellingen toch kunnen worden bereikt.
Ondanks eenmalige maatregelen die omvangrijker zouden zijn dan in 2005, zou het begrotingsevenwicht niet helemaal gehaald worden in 2006. Toch zou de begrotingscontrole die aangekondigd werd voor juni, dat evenwicht terug kunnen herstellen. In 2007 zou het deficit groter worden en de doelstellingen van het Stabiliteitsprogramma zouden niet gehaald worden. Om opnieuw een evenwicht te bereiken, zouden er belangrijke maatregelen genomen moeten worden.
De verdere afbouw van de overheidsschuld zou zich desondanks doorzetten en de schuld zou dalen van 93,9 % van het bbp in 2005 naar 78 % van het bbp in 2011.
De herneming in de eurozone vanaf het tweede semester van 2005 zou de bbp-groei in de eurozone doen aantrekken in 2006 tot 2,1 %. De wereldwijde economische groei blijft echter veel groter (bijna 5 % zowel in 2005 als in 2006) onder impuls van de Verenigde Staten, China en India. Hoewel die context ertoe bijdraagt dat de olieprijzen erg hoog blijven, zou de inflatie in de eurozone laag blijven in 2006 dankzij de geloofwaardigheid van het monetair beleid en de sterke internationale concurrentie.
Tijdens de periode 2007-2011 zou de groei van de eurozone zich stabiliseren rond 2,1 % per jaar. De inflatie blijft gemiddeld onder 2 %. Vanaf 2008 zou de prijs van een vat ruwe olie geleidelijk dalen, maar op een hoog peil blijven (meer dan 60 USD gemiddeld over de projectieperiode). De korte en lange rente in de eurozone zouden stijgen en het verschil tussen de Amerikaanse en Europese rente zou op het einde van de projectieperiode kleiner worden.
De groeiherneming in de eurozone heeft een gunstige invloed op de groei van de Belgische potentiële uitvoermarkten, die gemiddeld 6,4 % per jaar zou bedragen tegenover 5,4 % voor de Belgische uitvoer van goederen en diensten. Over de volledige projectieperiode zou dus een verder verlies van marktaandelen worden opgetekend.
Met een groei van 2,4 % in 2006 zou de Belgische economie beter blijven presteren dan de eurozone, wat vooral te danken is aan de impact van budgettaire impulsen. Die impulsen vloeien voort uit de evolutie van de overheidsinvesteringen en uit de hervorming van de personenbelasting van 2001 die in haar eindfase komt. Samen met de werkgelegenheidsgroei (1,0 %) doet deze laatste maatregel het reëel beschikbaar inkomen van de particulieren met 1,5 % toenemen, ondanks de stagnering van de reële uurlonen. De particuliere consumptie zou ook met 1,5 % stijgen. De groei van de bedrijfsinvesteringen zou sterk blijven.
In 2007 zou de Belgische economie met 2,1 % groeien en dus beter blijven presteren dan de eurozone. Het reëel beschikbaar inkomen en de particuliere consumptie halen voordeel uit de nog steeds sterke werkgelegenheidsgroei (0,9 %). De groeivoet van de bedrijfsinvesteringen blijft hoog.
Na 2007 zou de economische groei iets hoger zijn dan de potentiële groei en 2,2 % bedragen in 2011. De werkgelegenheidsgroei zou zich op 0,8 % per jaar stabiliseren.
Het overschot van de lopende verrichtingen met het buitenland is sterk gedaald na 2002 en bedraagt slechts 2,3 % van het bbp in 2005 (tegenover 5 % in 2002). Vanaf 2008 zou het zich geleidelijk herstellen en 3,2 % van het bbp bedragen in 2011.Loonmatiging, beperkte inflatie
Over de gehele periode bedraagt de gemiddelde jaarlijkse toename van de reële uurloonkosten in de marktbedrijfstakken slechts 1,0 %, minder dus dan de productiviteitsgroei (1,3 %). De zwakke gemiddelde loonkostenstijging wordt enerzijds verklaard door het beleid dat gericht is op het creëren van banen met een lage productiviteit en anderzijds door de matiging van de onderhandelde loonstijgingen. De inflatie zou zich in de periode 2007-2011 stabiliseren op gemiddeld 1,8 %, na 2,4 % in 2006.
De totale binnenlandse werkgelegenheid zou gemiddeld met 36 000 personen per jaar toenemen, wat neerkomt op een nettocreatie van 216 000 banen op zes jaar tijd (waarvan 8 000 in de overheidsadministratie en het onderwijs). Door de gelijktijdige toename van de bevolking op arbeidsleeftijd met 121 000 eenheden, zou de werkgelegenheidsgraad met ongeveer 2 procentpunt toenemen (van 61,9 % in 2005 naar 64 % in 2011).
De verwerkende nijverheid zou nog 30 000 banen verliezen over de periode 2006-2011. De werkgelegenheidscreatie bij de marktdiensten daarentegen zou 253 000 eenheden bedragen. Daarin zit ook de impact van de activeringsmaatregelen en de uitbreiding van de sociale-Maribel en de dienstencheques.
De beroepsbevolking blijft sterk stijgen over de projectieperiode (+179 000 eenheden) onder invloed van een trendmatige toename van de activiteitsgraden (vooral van de vrouwelijke bevolking) en de maatregelen van het Generatiepact die erop gericht zijn de brugpensioen- en de pensioenleeftijd op te trekken. De jaarlijkse groeivoet van de beroepsbevolking verzwakt niettemin tegen 2011 als gevolg van de demografische evolutie.
Gelet op de groei van de beroepsbevolking, is de toename van de werkgelegenheid onvoldoende om het aantal werklozen aanzienlijk te doen dalen. Op het einde van de projectieperiode zou die daling evenwel groter zijn. De werkloosheidsgraad zou slechts langzaam afnemen (van 14,3 % in 2005 naar 13,1 % in 2011).
De hoge energieprijzen en de industriële herstructureringen leiden tot een daling van de energie-intensiteit van het bbp. Samen met het stijgend aandeel van gas en elektriciteit in het energie-eindverbruik en een aantal maatregelen, zorgt dat voor een lichte daling van de totale broeikasgasemissies tijdens de projectieperiode (jaarlijks gemiddeld met 0,1 %). De totale broeikasgasemissies zouden 145,4 miljoen ton co2-equivalenten bedragen in 2011. Daardoor zou België dichter bij het emissieniveau komen waartoe het zich internationaal heeft verbonden (jaarlijks 134,1 miljoen ton co2-equivalenten voor de periode 2008-2012), zonder het evenwel te bereiken. Door de uitvoering van de aangekondigde maatregelen, zouden de resultaten dichter bij die doelstelling kunnen worden gebracht. Bovendien zouden de federale overheid en de gewesten nog gebruik kunnen maken van de flexibiliteitsmechanismen, zoals omschreven in de internationale akkoorden, om de doelstellingen te halen.
In 2006 wordt het handhaven van het begrotingsevenwicht bemoeilijkt door een samenspel van verschillende factoren : de hervorming van de personenbelasting die op kruissnelheid is gekomen, de verhoogde investeringsactiviteit van de lagere overheid, de omvang van de eenmalige maatregelen in 2005 en de budgettaire kosten van beleidsmaatregelen die de werkgelegenheid en de concurrentiekracht ondersteunen. Bovendien vertraagt de trendmatige daling van de rentelasten vanaf 2006, vooral als gevolg van het aantrekken van de rentevoeten.
Als er rekening wordt gehouden met de informatie die op 30 april 2006 beschikbaar was, zou de gezamenlijke overheid in 2006 een tekort boeken van 0,3 % van het bbp, ondanks de eenmalige maatregelen waarvan de omvang iets groter zou zijn dan in 2005. Het is evenwel niet uitgesloten dat de overheid opnieuw een begrotingsevenwicht bereikt dankzij de bijkomende begrotingscontrole die aangekondigd is voor juni.
In 2007 zou het tekort oplopen tot 1,2 % van het bbp, vooral als gevolg van het wegvallen van de eenmalige maatregelen van 2006. Na 2007 zou het tekort langzaam dalen tot 0,3 % van het bbp in 2011, door de vermindering van de rentelasten en de toename van het primair overschot.
Het tekort zou zich vooral bij de federale overheid situeren, waar het zou oplopen tot 1,3 % van het bbp in 2007. De lagere verplichte afhoudingen en de loonsubsidies zijn immers vooral voor rekening van de federale overheid. Daarnaast valt de sterke groei op van de primaire uitgaven in de sociale zekerheid, bij de lagere overheid en bij de gewesten en de gemeenschappen. De uitgaven in de sociale zekerheid nemen toe o.m. door de hogere sociale uitkeringen die voorzien zijn in het Generatiepact.
De tekorten die in deze vooruitzichten worden vooropgesteld, vormen geen belemmering voor een verdere afbouw van de overheidsschuld in bbp-termen. Het tempo van de schuldafbouw vertraagt evenwel (-15,9 % van het bbp gedurende de periode 2006-2011).
Gemiddelden 2000 2006 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2005 2011 Vraag en productie (constante prijzen)(*) - Consumptieve bestedingen van de particulieren1 1,3 1,5 1,9 1,5 1,9 1,9 2,0 1,6 1,8 - Consumptieve bestedingen van de overheid 0,7 1,9 2,3 2,5 2,0 2,0 1,9 2,2 2,1 - Bruto-investeringen 8,4 2,3 2,1 2,4 2,6 2,6 3,0 2,4 2,5 . Ondernemingen2 9,6 2,7 2,2 3,6 3,0 2,9 2,4 2,8 2,8 . Overheid 12,9 -1,3 3,6 -2,0 4,0 3,8 11,3 1,2 3,3 . Woongebouwen 3,2 2,7 1,3 0,6 0,7 1,2 1,6 2,0 1,3 - Voorraadwijziging3 -0,3 0,0 0,0 -0,0 -0,0 -0,0 -0,0 -0,0 -0,0 - Totale binnenlandse vraag 2,3 1,8 2,0 1,9 2,1 2,1 2,2 1,8 2,0 - Uitvoer van goederen en diensten 2,6 5,0 5,0 5,5 5,5 5,6 5,6 3,7 5,4 - Invoer van goederen en diensten 3,6 4,5 5,1 5,4 5,6 5,6 5,7 3,7 5,3 - Bruto binnenlands product 1,5 2,4 2,1 2,1 2,1 2,2 2,2 1,9 2,2 Prijzen en kosten (*) - Consumptieve bestedingen van de particulieren 3,0 2,4 1,8 1,7 1,7 1,8 1,8 2,4 1,9 - Gezondheidsindex 2,2 1,7 1,8 1,8 1,8 1,9 1,9 1,9 1,8 - Bruto binnenlands product 2,2 1,9 1,9 1,9 2,0 2,0 2,0 1,9 1,9 - Langetermijnrente (10j.) . nominaal 3,4 3,9 4,1 4,5 4,6 4,6 4,7 4,6 4,4 . reëel 0,4 1,5 2,2 2,7 2,9 2,8 2,9 2,2 2,5 - Kortetermijnrente (certificaten, 3m.) . nominaal 2,1 3,0 3,2 3,3 3,5 3,6 3,7 3,0 3,4 . reëel -1,0 0,6 1,4 1,6 1,8 1,8 1,9 0,6 1,5 Werkgelegenheid - Werkgelegenheid (in duizendtallen) 4203,0 4244,0 4281,7 4317,7 4351,9 4385,8 4419,1 4149,0 4333,4 . wijziging in duizendtallen 38,6 41,0 37,7 36,0 34,2 33,9 33,3 31,7 36,0 . wijziging in % 0,9 1,0 0,9 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 - Werkloosheid, definitie fpb (in duizendtallen) 710,4 707,4 701,1 696,0 696,7 685,5 672,3 658,8 693,2 . wijziging in duizendtallen 0,3 -3,0 -6,3 -5,1 0,7 -11,1 -13,3 14,4 -6,3 - Werkloosheidsgraad, definitie fpb 14,3 14,1 13,9 13,7 13,7 13,4 13,1 13,6 13,7 - Werkzoekenden (in duizendtallen) 584,7 586,0 586,1 587,0 587,4 578,4 562,0 517,2 581,2 . wijziging in duizendtallen 11,5 1,4 0,1 0,8 0,4 -9,0 -16,4 15,5 -3,8 - Productiviteit per uur (marktbedrijfstakken)(*) 0,2 1,0 1,3 1,3 1,4 1,5 1,5 1,4 1,3 Inkomens - Reëel uurloon (marktbedrijfstakken)(*) -0,4 -0,1 0,3 0,7 1,6 1,6 1,7 0,3 1,0 - Loonkost per eenheid product (marktbedrijfstakken)(*) 2,0 1,3 0,8 1,1 2,1 2,0 2,1 1,3 1,6 - Reëel beschikbaar inkomen van de particulieren(*) 1,1 1,5 2,1 1,6 2,2 2,0 2,1 0,6 1,9 - Spaarquote van de particulieren a 12,6 12,6 12,7 12,8 12,9 13,0 13,0 14,6 12,8 - Loonmassa in % van het nationaal inkomen 50,4 50,2 49,9 49,8 50,0 50,1 50,3 50,8 50,1 - Winstmarge van de ondernemingen4 29,1 29,7 30,5 31,0 31,0 31,1 31,2 27,3 30,7 - Brutorendement van de kapitaalvoorraad5 17,8 18,1 18,8 19,3 19,4 19,6 19,7 16,2 19,2 Overheidsfinancien - Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-)van de gezamenlijke overheid . in miljard euro 0,2 -0,9 -3,7 -3,5 -2,5 -1,9 -1,3 0,3 -2,3 . in % van het bbp 0,1 -0,3 -1,2 -1,0 -0,7 -0,5 -0,3 0,1 -0,7 - Overheidsschuld . in % van het bbp 93,9 90,6 88,4 86,1 83,5 80,8 78,0 100,7 84,6 Verrichtingen met het buitenland - Netto-uitvoer . in miljard euro 8,1 8,0 8,3 9,7 11,1 12,6 13,9 10,2 10,6 . in % van het bbp 2,7 2,6 2,5 2,9 3,2 3,4 3,6 3,7 3,0 - Saldo van de lopende verrichtingen met het buitenland . in miljard euro 6,9 6,6 6,8 8,1 9,7 11,0 12,4 10,6 9,1 . in % van het bbp 2,3 2,1 2,1 2,4 2,8 3,0 3,2 3,9 2,6 groei van de bedrijfstakken (*) (toegevoegde waarde tegen basisprijzen in volume) - Industrie (totaal), waarvan 1,0 1,9 1,7 1,8 1,9 1,9 1,9 1,4 1,8 . Verwerkende nijverheid 0,6 2,2 2,0 2,0 2,1 2,0 1,8 1,1 2,0 . Bouw 3,4 2,1 1,7 1,7 2,0 2,1 2,6 2,9 2,0 - Marktdiensten, waarvan 1,6 2,5 2,5 2,6 2,5 2,6 2,6 2,3 2,5 . Vervoer en communicatie 2,6 3,6 2,8 2,7 2,9 2,7 2,6 3,3 2,9 . Overige marktdiensten 1,4 2,3 2,4 2,5 2,4 2,6 2,6 2,1 2,5 - Niet-verhandelbare diensten 2,2 1,5 1,4 1,5 1,5 1,5 1,5 1,4 1,5
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
Overheidsfinanciën
Arbeidsmarkt
Macro-economische vooruitzichten en analyses
Energie
Sectorale rekeningen en analyses
JEL
None
Keywords