Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…
Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.
In 2015 werd op een totaal van 10 euro iets meer dan 1 euro door de gezinnen besteed aan vervoer (11 % van de totale bestedingen). Het gaat om de op twee na grootste uitgavenpost, na huisvesting (24 %) en voeding (13 %). Dat aandeel bleef relatief stabiel tussen 1995 en 2015, hoewel de (voor de inflatie gecorrigeerde) vervoersuitgaven met 18 % zijn gestegen over dezelfde periode.
Meer dan de helft van de transportuitgaven komen op rekening van de kosten voor het gebruik van een persoonlijk voertuig (brandstof, onderhoud, enz.). Die uitgaven stijgen over de beschouwde periode, voornamelijk als gevolg van de ontwikkeling van de prijzen (van brandstof in het bijzonder), aangezien de verbruikte hoeveelheden relatief stabiel blijven.
De aankoop van voertuigen staat op de tweede plaats binnen de vervoersuitgaven, gevolgd door de vervoersdiensten zoals het openbaar vervoer, de taxi’s, het vliegtuig, enz. Het aandeel van die vervoersdiensten is klein, maar stijgt voortdurend.
De Brusselse gezinnen besteden globaal genomen minder aan vervoer dan de Vlaamse en de Waalse gezinnen. De gezinnen in Brussel besteden echter gemiddeld genomen twee keer zoveel aan vervoersdiensten.
Het aandeel van de vervoersuitgaven stijgt met het inkomen van de gezinnen. De structuur van die uitgaven hangt ook af van het inkomen. Voor de gezinnen met de laagste inkomens gaat een groter deel van hun uitgaven naar vervoersdiensten en gebruikskosten van voertuigen (69 % van de vervoersuitgaven tegenover 50 % voor de rijkste gezinnen). Die uitgaven kunnen worden beschouwd als ‘noodzakelijke’ uitgaven om zich te kunnen verplaatsen. Voor de welgesteldere gezinnen gaat daarentegen een groter deel van hun uitgaven naar de aankoop van persoonlijke voertuigen (50 % van de vervoersuitgaven tegenover 31 % voor de gezinnen met de laagste inkomens). Voor die duurdere aankopen gaat het vaker om vrijwillige uitgaven die te maken hebben met vrije tijd of sociale status.
In vergelijking met Frankrijk, Duitsland en Nederland maakt vervoer een minder groot deel uit van de totale bestedingen van de gezinnen in België. Zo gaat een relatief klein deel van de uitgaven naar vervoersdiensten (1,2 % van de totale bestedingen in België in 2015, tegenover 3,5 % in Duitsland, 2,4 % in Frankrijk en 2,1 % in Nederland). Niettemin moeten die resultaten met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. De consumptieve bestedingen zijn geen precieze weerspiegeling van het mobiliteitsgedrag van de gezinnen, aangezien er verschillende kortingen of subsidies kunnen worden verleend die de verplaatsingskosten doen dalen.
Deze studie werd opgesteld in het kader van een samenwerkingsakkoord met de FOD Mobiliteit en Vervoer.
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
Transport > Mobiliteits- en vervoersindicatoren
JEL
None
Keywords